Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

volk wil toeroepen: Gij kinderen Gods... brengt den Heere Glorie en eer, die zijn naam betaamt de gedachte der kerk bij hare verordeningen van het gebruik der klokken mogen wij achten vervat te zijn in de bekende latijnsche dichtregelen waar de klok sprekende wordt ingevoerd:

Laudo deum verum, Plebem voco, Congrego Clerum
Defunctos ploro, Pestem fugo, festa decoro

:

Geen wonder dus dat het godsdienstige volk in het gebruik der klokken het hoogste belang stelt; en dat het de beschikkingen die zijne Maj: op den 24 Januarij 1815 N° 9, dus reeds in den aanvang van hoogst deszelfs bestuur dezer gewesten, nam in eene hooge mate toejuichde, toen Hoogstdesz: als Souvereine vorst : aan alle Gemeenten tot welke gezindheid zij ook mogten behoren vrijliet, om voor zooverre zij daartoe in hunne kerkgebouwen gelegenheid hadden, den aanvang van den openbaren eeredienst door het luiden van klokken aan te kondigen deze wijze beschikking van regtvaardigheid ten behoeve van alle inwoners des Koningrijks, die door Art: 193 der Grondwet van 1815, hetwelk bepaalt dat geene openbare oeffening van Godsdienst kan worden belemmerd, dan ingevalle dezelve de openbare orde of veiligheid zou kunnen storen opnieuw bevestigd en gewaarborgd werd, gaf dan ook aanleiding dat de Catholyken zich beijverden om torens op hunne kerken en klokken in dezelve te plaatsen; de geest der algemeene Kerk, en het voorbeeld hunner voorvaders in de godsdienst deden in de eene Gemeente iets vroeger, in de andere iets later opofferingen doen ter verheerlijking van Gods huis, en vermeerdering van deszelfs luister, ja vele Familien gaven de klokken ten geschenk, waarop hunne namen tot een duurzaam aandenken hunner godsdienstige liefdadigheid gegoten werden. zoo dat thans honderde Gemeentens in den loop van 20 jaren zich in het bezit verheugen van torens en klokken; zonder dat iemand eene klagt als de kerkenraad van Leyden heeft geopperd. In Delft heeft men reeds sedert 20 jaren, in den haag gedurende 15, in dortrecht ruim 10 jaren geluid, en in de meeste dorpgemeentens dezer gewesten is het klokkengelui der Cath in den loop dier jaren ingevoerd zonder dat de godsdienstoeffeningen der Protestanten door het luiden der klokken van de Cath. kerken zijn verstoord geworden, niettegenstaande in delft, en s Hage en in verscheide dorpen de kerken der verschillende gezindten op een kleinen afstand van elkander staan.

48

Doch genomen dat het geluid der klokken van de eene kerk gehoord werd in de kerk eener andere gezindheid, is dan het klokken gelui eene zoo vreemde zaak bij ons te lande, dat de klank stoornis zou kunnen verwekken? die stoornis zou moeten zijn bij den Prediker, of bij de aanhoorders. de Prediker is voor zich gewaarborgd tegen verstrooijing door de Predikatie voor zich geschreven te hebben leggen; en het geluid der klokken is niet zoo doordringend, dat het den Prediker onverstaanbaar maakt voor zijne hoorders. Wat nu Leyden in het bijzonder betreft; daar is thans ééne kerk, waar door ééne klok op de zondagen, door twee a 3 op de hooge feesten het begin der godsdienstoeffening gedurende vijf minuten word aangekondigd. als dit kortstondig gelui, dat volgens een oorgetuige, daartoe nog onlangs gezonden, in de S: Pieterskerk onder de Predikatie hoorbaar is doch ook niet meer dan hoorbaar kan gezegd worden stoornis te verwekken, van waar • dan dat er geene klagt sedert jaren is aangevoerd over de Poortklok, die in de Stadhuis toren geplaatst is, en op gelijke afstand van de S: Pieters, en S: Pancras-kerken, als de nieuwe S: Pieters kerk, geduurende het Saisoen, dat er avond kerk des zondags, woensdags, en donderdags in de genoemde kerken gehouden wordt, telken reize tweemaal zoo lang luidt, en 4 maal zoo zwaar is, als die der Catholyken. en door den avond stond nog duidelijker dan elk ander gelui bij dag gehoord wordt. over dit geluid wordt niet geklaagd? maar dit komt ook niet voort van eene Catholyke Kerk !!! de zwarigheid die de kerkenraad voorlopig oppert omtrent de kerk der Catholyken aan de hartebrug op gelijken afstand bijna van de Mare of nieuwe kerk gelegen, is even gering als die betrekkelijk de nieuwe S: Pieterskerk.

Wat nu de wet van 1 Maart 1815 aangaat waarop de kerkenraad zich bij herhaling beroepen heeft bij het Stedelijk bestuur van Leyden verlangende dat uit kracht van die wet de Policie dier Stad het luiden der Cath zou beletten, en vervolgens Zijne Majesteit eerbiedig doet opmerken, dat hoogdeszelfs besluit van 24 Januarij 1815 anterieur is aan deze wet, als wilde de kerkenraad het eerste door het laastgenoemde ontkrachten.

Aangaande deze wet van 1 Maart zou ik even eerbiedig kunnen opmerken dat zij anterieur is aan de grondwet van 24 Aug. 1815, Art: 193 boven reeds vermeld.

doch die wet behoeft men slegts intezien, om overtuigd te worden, dat Z: M: op niets minder dan op het klokken gelui der Catholyken gedoeld heeft bij het uitvaardigen dier wet. dezelve

heeft ten doel het daarstellen van verordeningen, ter pligtmatige viering van den dag des Heeren en daarin worden opgenoemd en verboden openbare beroepsbezigheden, uitstallen van koopwaren, spelen, en vermaakelijkheden, en vervolgens aan de plaatselijke Policie de zorg opgedragen, om alle hinderlijke bewegingen en gerugt in de nabijheid van de gebouwen tot den openbaren eerdienst bestemd, en in het algemeen al wat dezelve zou kunnen hinderlijk zijn, voor te komen en te doen ophouden Wie beseft niet, dat na eene optelling van zoovele oorzaken, die met de viering van den dag des Heere strijdig zijn, de uitdrukking van hinderlijke bewegingen en gerugt niet alleen, maar ook de woorden: in het algemeen alles wat dezelve zou kunnen hinderlijk zijn zien op al wat beroepsbezigheden koophandel, spel en soortgelijk gerugt veroorzaakt doch waarvan de optelling in het kort bestek eener wet ondoenelijk is. Als hier ook het luiden der klokken bedoeld was, had de wetgever een verlof, dat zoo kort geleden gegeven was, even geschikt kunnen en moeten opnoemen even als er een aantal gerugt makende hindernissen opgesomd worden. doch integendeel daar het luiden der klokken een geschikt middel is om den Christen zijne pligten ter behoorlijke viering van zon en feestdagen te herinneren, kan men het er voor houden, dat het 6 weken te voren genomen besluit van het klokkenluiden in deszelfs volle kracht is gebleven. Het behoorde ten minste eerst bewezen te worden, dat het klokkengelui onder de hinderlijke bewegingen behoort, die met de viering van den dag des Heere in strijd zijn; alvorens de Policie ter beteugeling in te roepen. eene zaak op die wijze verdedigd door de text der wet uit het verband te rukken, en als bewezen aan te nemen wat een der hoofdpunten der kwestie is brengt het bewijs harer zwakheid mede.

Wanneer dan de Hooge Regering des Lands gelieft in aanmerking te nemen 1° dat het luiden der gewijde klokken, volgens kerkelijk voorschrift en gebruik met den openbaren Eerdienst naauw Verbonden is, en alleen in tijden van Vervolging en Verdrukking is opgeschort geweest

2o dat de hoogste gezagvoerder en grondwet des Rijks het ongestoord gebruik der klokken voor de Godsdienstoeffening vergunt, en waarborgt

3o dat de geestdrift tot bijdragen ter verkrijging van klokken zoo groot, en algemeen is geweest dat sedert 20 jaren agtervolglijk in de meeste gemeenten van ons Koningrijk de Catholyken hunne kerken met klokken hebben voorzien, zonder dat daardoor stoornis aan andere gezindten is veroorzaakt;

Bijdragen Gesch. Bisd. v. Haarlem. VIIe Deel.

4

4 dat de aart van het gelui en de korten duur, al ware dezelve meer hoorbaar in andere kerken, nog geene stoornis kan genoemd worden, blijkens de Poortklok wier geluid veel sterker is, en langer duurt en waarover men geene klagten aanvoert.

5 dat de wet waarop de adressanten zich beroepen tot geheel ander einde is gegeven; iets wat het Stedelijk bestuur door zich aan die zaak te onttrekken, schijnt begrepen te hebben

Dan zal men met mij inzien, dat de Catholyken het regt aan hunne zijde hebben. dus volgens den geest onzer Kerk en volgens het regt als burger moet en kan ik het ongestoord gebruik voor alle mijne kerken vorderen en mij tegen verkorting van eenige der herkregen regten ernstig verklaren; ik acht het voor het bestuur van Z: Maj raadzaam om die tedere snaar niet aanteroeren wil men niet de geheele Catholyke bevolking in beweging brengen; want dat zou, (om de woorden van den Kerkenraad hen terug te geven) de christelijke eensgezindheid en broederlijke liefde niet alleen doen verflaauwen, welke de waarborg is voor maatschappelijke orde en vrede. maar daar de tijden eener heerschende Kerk voorbij, en gelijke regten gewaarborgd zijn, zouden allerlei botsingen in de zamenleving te vrezen zijn. met regt zou men, na een twin jarig der klokken in honderden Cath: kerken elkander vragen is dan de Kerkenraad der Nederd: Ger: gemeente te Leyden alleen jeukerig van ooren 2 Tim: 4 : 3 dat zij met deze klagt Zijne Maj: durft lastig vallen. Hebben wij Cath: ooit in de 2 vorige eeuwen klagten tegen het klokkenlui der gereform: ingeleverd; nu ziet men dat de klagten vroeger tegen het heijen en nu tegen het luijen aangevoerd uit den zelven geest, die niet volgens de liefderijke verdraagzaamheid is voorkomen.

Met deze uiteenzetting mijner gedachten overeenkomstig den geest der kerk, en der Geloovigen meen ik aan Uw Excellenties verlangen voldaan te hebben, en heb de eer...

[ocr errors]

(Het bovenstaande is door mij woordelijk afgeschreven van een klad, met de hand van past. Ker vel geschreven en aanwezig in de Kerk. Archieven der Parochie-kerk van den H. Petrus te Leyden, Portef. No 1, afd. a. D'. J. D. FRENAY.)

E.

"15 Junij 1838

De ondergeteekende Pastoors te Leyden geven UWHEW bij deze berigt van een mondgesprek gehouden met de Edel Achbare Heeren Burgemeester en Wethouders op het raadhuis alhier over het luiden onzer klokken.

Op de mededeeling der klagt van den gereformeerden kerkenraad, en vraag der Ed: A: Regering of er niet eene minnelijke schikking zoude kunnen gemaakt worden in het luiden hetwelk onder de godsdienstoeffening der geref: op de Zondagen geschiedt hebben wij allereerst geantwoord:

1o. dat die klagt ons bevreemde, als zijnde het in andere landen, en bij andere volkeren, en ook vóór dezen tijd in ons land ongekend, dat de eene kerkgemeente geklaagd heeft, dat het gelui der klokken van eene andere kerk stoornis aan hunne godsdienstoeffening aanbragt. In vroegere tijden was Leydens Parochiekerk, de oude S: Pieterskerk van nabij omgeven van 4 kleinere kerken die alle hunne klokken hadden, en men vindt geen spoor dat de groote kerk gemeente ooit over het gelui der kleine kerken, of deze of het gelui der groote geklaagd hebben; zoodat dus ons land en onzen tijd en bijzonder Leydens hervormde Kerkenraad het eerste voorbeeld van dien aart aan de geschiedenis aanbiedt

2 Voerden wij aan dat na gedaan onderzoek, niet alleen door Catholyke personen naar genoemde kerk te zenden, maar ook volgens getuigenis van Protestanten het geluid wel hoorbaar maar niet hinderlijk is, zoo dat de woorden des Predikants onder hetzelve kon verstaan worden.

3 dat het klokkeugelui in haren aart niet zoo vreemd is, om stoornis te veroorzaken, wijl alsdan in andere tijden, en in andere landen dezelfde oorzaak dezelfde gevolgen moest hebben.

Na deze bemerkingen toonden wij ons echter bereid te vernemen, wat het verlangen der Regeering was. men stelde ons voor den tijd der Godsdienstoeffening te veranderen. Hierop hebben wij de Achtbare Regeering doen opmerken, dat de Catholyken eene verpligting hebben krachtens eene wet der algemeene Kerk, om of zon en feestdagen, allen de openbare godsdienstoeffening bij te wonen; hier door moeten de huisgezinnen zich verdeelen ten einde eenige in de vroegdiensten, en eenige in de Laatdiensten kunnen tegenwoordig zijn; om deze schikking behoorlijk te maken is er

« ZurückWeiter »