Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

Gevraecht by wien hy woont, seijt: alhier tot Noortwyck bij sijn vader ende moeder, welckers eenigen soon hij is, in te wonen ende aldaer gewoont te hebben sedert 3 jaren herwaerts.

Gevraecht: off niet en catechiseert, seijt: nijet te catechiseren, dan alleenlyck daer hy synen dienst gedaen heeft; aen de taefel voor den kinderen van den huijse ende dat noch selden.

Gevraecht hoeveel Paepsgesinden onder syn district hooren, seijt in syn geheel district maer ongeveerlyck 500 personen te behooren.

Gevraecht: wat geestelycke dochters by hem inwonen, seijt geen geestelijcke dochters by hem te wonen, als alleen die een dienstmaecht in huis is, ende in 't geheel district nijet meer als negen van sodanigen die haer laten emploijeren tot dienst van den pastoor ende die dingen, aengaende 't autaer.

Gevraecht: off oock niemant trouwt voordat hem blycke van behoorlycke proclamatien, seyt: geen personen te trouwen tensij hem alvorens blycke van drie voorafgaende wettelycke proclamatien.

Gevraecht naer den naem van den priester tot Hillegom, seyt tot Hillegom een priester te syn, genaemt Gerlacus ab Angelis. ')

Gevraecht: waer gestudeert heeft, seyt syn studiën ten deele buytens, ten deele binnens lants tot Ceulen ende Loven gevordert te hebben.

Gevraecht oft nyet en kent Rovenium pro Archiepiscopo et Vicario Apostolico seijt: alleen nominetenus te kennen Archiepiscopum et Vicarium Apostolicum Rovenium,

Gevraecht oft nijemant belofte van suijverheijt affge

1) Zie Bat. Sacr. II, p. 376.

nomen heeft, seyt: geen belofte van suijverheyt eenige van de bovengenoemde dochters afgevorderd te hebben, ofte noijt eenige gedaen te hebben nochte van meninghe te doen.

Gevraecht: oft niemant en heeft geinduceert tot eenige geestelijcke maeckinghe, seyt: noyt ijemandt geinduceert ofte gepersuadeert te hebben eenigh testament tot profijte van de Geestelyckheyt te maecken; jae selffs noyt eenich legaet genoten te hebben. Seyt oock geene andere incompsten tot dese pastorije te specteeren.

Gevraecht: off het sacramente van de biecht mede gebruickt, seijt het sacrament van de biechte mede te gebruycken.

Gevraecht: off noyt in aliqua Congregatione Capitulari geweest is, seyt: noijt in aliqua Congregatione Capitulari present geweest te sijn.

Gevraecht: offt met eenige officieren gecomposeert en heeft, seijt in geenige compositie metten Heer Officier aengaende sijn verblijff te syn ofte daerover ijemant helder offe penninck ut te reijcken.

Gevraecht: off in sijn district geen bijsondere gebouwen tot den dienst gesticht te syn, seyt: onder syn district geenige plaetsen speciaelijck tot den dijenst gebouwt ofte getimmert te sijn; maar alle boerenhuysen ende stallen, kercken te weesen. Ende was onderteekent Henric Blessius.

Meester Henricus Blessius geboren te Haerlem wereldtspriester heeft sijn naeme ende woonplaetse aen den Heer Schout der stadt Amsterdam bekent gemaekt. Verclaert niet te wesen van eenige verbodene ordre, ende belooft sich te reguleeren naer de placcaeten ende de bevelen van de Heeren Borgermeesters der voors. stede. Actum in Amsterdam den 7 Oct: 1641. Ende was onderteekent: J. Grotenhuys.

Noortwyk. Alsoo Meester Henricus Blessius inwoonende

alhier tot Noordwyck soone van Andries Hendrickssen, burger van Haerlem mede tot Noordwijck woonachtig, aen den WelEdel gestrengen Heere Wigboldus van der Does Heere van Noordwyck, colonel etc. reverentlijk vertoont heeft ende te kennen gegeven heeft, hoe dat hij hem aldaer vóórdesen sijne studie in alle stillicheijt ende eerbaerheyt heeft onderhouden Ende hem begeven hebbende tot een wereldlijck priester, aen egeene ordre verobligiert ende dat volgens het jongste placcaet A° 1641 gepubliceert van Hare Ho Mo H. H. Staten generael der Vereenigde Nederlanden, soodanige priesters in deselve landen niet en mogen vertoeven ofte blijven wonen, tensij deselve hare namen en de woonplaetsen binnen seeckeren tydt wederom van nieuws op behoorlycke wyse aangeven ende bekent maecken. Ten fine als bij den voors. placcaet utgedruckt ende gestatueert is, keerende hem daerom aen syne welgemelte Edelheijt van Noortwyck oidmoedelyck versouckende dat d'selve gelieve hem suppliant te admitteeren ende continueeren om voortsaen in vougen als voren tot Noortwyck te mogen blijven woonen; versouckende noch daer beneffens eene acte ofte attestatie daertoe dienende. Soo ist dat deselve sijne Edelheyt van Noortwyck der voorn. meester Henricus Blessius syn voors versouck heeft geconsenteert ende toegestaen, gelijck hem 't selve toegestaen ende geconsenteert werdt bij desen. Mits dat hy hem sal gedragen in conformité van de voors. placcaten. Ende dat dese jegenswoordige sal strecken voor attestatie. Actum den 23 Dec. 1641. Onderstont : Ter ordonnantie van den WelEdgestr. Heer voornt. Ende was ondertekent A. v. der Burch. Lager stondt: Naer gedaene Collatie is dese jegenswoordige met sijnen originelen bevonden te accordeeren. Huyden den vierden January 1642. Bij mij als Secretaris tot Noordwijck, Ende was ondertekend A. v. der Burch.

Ende alsoo ick Commissaris bericht werde dat den voorn. Jacobus Verhaegen doenmaels gegaen was naer de stadt Leyden, hebbe goetgevonden my te vinden ter sijnder woonstede, ende op de gelegentheyd ende rege. ringe van de schoole te hooren desselfs huisvrouwe; dewelcke verclaerde datter in de dertich jongens bij henluijden in de cost gingen waeronder ses met haer [als wesende van de gereformeerde Religie] te kercke gingen; sonder dat deselve bij haren voorn. man gemoeijt ofte beleth aangedaen werdt; voor mij Commissaris bekennende : dat de voorn. haren man voor desen ter predicatie van de Gereformeerden heeft gegaen ende oock eens ten avondmael, doch dat sulcx gedurich is geschiet met een vrouing ende aenporringe sijnder gemoet ende conscientie 't gunt sij ut hem dickmaels verstaen ende oock selfs wel heeft connen afsien; dat hij echter eventwel in sijn hert Paepsgesindt was ende sulx ook altijt is geweest, ende noch is, te meer vermits sijn ouders geboortich van Cleeff mitsgaders oomen ende vrunden altijt van die gesintheijt geweest en alsnoch sijn. Doch dat d'andere jongens, welckers ouders Paepsgesint sijn den voorn. haren man volgen. Verclarende mede, dat tusschen haer ende haren man veeltyts moeijten ende dispuyt gevallen is op 't stuck van de Religie op hoope, dat hy van sijne gesintheyt soude affwijcken; doch siende dat sij sulx niet en conde te weegbrengen, heeft daer van moeten desisteeren inder voughen; dat sij haren man in 't synen laet bewerden: elcx van hun lieden haren godsdienst belevende in vrede.

Verclaert ten haren huyse noijt misse gedaen te werden noch geen commoditeijt ofte gelegentheijt te wesen, omme misse ofte dienst te konnen doen; datter oock nyet ter werelt binnens huys is, dat daertoe soude connen worden gebruyckt.

(Wordt vervolgd.)

A. V. L. S. J.

DE KERKEN EN PAROCHIËN

ОР

WALCHEREN.

(Vervolg van blz. 460, VIe Deel.)

V.

MELISKERKE.

De parochiekerk van Meliskerke was toegewijd aan den heiligen Odulphus, zooals blijkt uit het charter van den Middelburgschen abt Petrus van de Capelle, verleend in het jaar 1507, waarin hij schrijft: quod nos custodias siue matricularias prochialium ecclesiarum, videlicet sancte Katherine in Salsaterra, sancti Michaelis archangelj in Grijpskerke, beate Mariae in sinte Marienkerke, sancti Odulphi in Meliskerke" etc. Inv. No 2137.

Dingsdag na Laetare 1251 (28 Maart) schenkt Hendrik I, bisschop van Utrecht, het patronaatrecht over de kerk van Meliskerke aan den Middelburgschen abt Nicolaas. Het stuk is geteekend te Amersford. Inv. No 53.

In het jaar 1352 ontstond een groot geschil tusschen den abt van Middelburg en de ambachtsheeren van Meliskerke, Symon Jan Pauluszoon c. s., over het patronaatrecht van de kerk; welk geschil eerst op het laatst van 1357 beslecht werd ten voordeele van den abt.

6 Juli 1852 stelde de notaris Hugo Gillisz. van Emelisse de eerste acte op, betrekkelijk de benoeming van een auditeur in dit geding. Inv. N° 602. Een jaar later, 19 Juni 1353, schreef de notaris J. Polsbroek de Herpt eene acte, waarbij de abt van Middelburg en heer G. Mugghart, kanunnik van Sint Maria, arbiters benoemen ter beslechting van het geschil. Inv. N° 624.

« ZurückWeiter »