Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

1600 legde de voormalige dienstmaagd van wijlen Pastoor Van Oossanen de volgende getuigenissen af. ')

Op huyden compareerde voor mij Michiel Jansz. Van Woerden openbaer Notaris bij den hove van Hollandt geadmitteert, binnen der stadt Haerlem residerende ende den getuygen alhyer ondergescreven Jannetgen Pietersdr. huysfrouwe van Allart Roeloffsz. wonende binnen der voors. stadt Haerlem (mij Notario wel be. kendt) Ende heeft bij haer vrouwen waerheyt in plaetse van cede, ten versoucke van de Heeren van St. Jans Ordre binnen Haerlem, Geseyt, getuycht ende verclaert waerachtich te wesen, dat zij eertijts als Dienstmaecht wel vier jaeren gewoont heeft bij wijlen Heer Jan Cornelisz. in zijnen leven Pastoor tot Soeterwoude mede wesende van de ordre van de St. Jans Heeren der Commandurie binnen Haerlem, Ende dat denzelven Heer Jan Cornelisz. terwijls hij Pastoor was van Soeterwoude met zijnen arbeyt ende naersticheyt soe int bedienen van zijn Cure Pastorael (behorende aen de Commandurie van Haerlem) als oock dat hij scoelieren in zijn cost wonende gehadt hadde, Overgewonnen en geconquesteert hebbende zeeckere somme van penningen, die wel over thien of elf hondert guldens bedroegen, dezelve Heer Jan Cornelisz. hoewel hij selffs wel schamele vrunden hadde, in zijne siecte, dat zij noch bij hem woonde, gewilt ende begeert heeft, dat dezelve penningen ende goederen aen de commandurie van de voirs. St. Jans Heeren souden volgen, Sulcxs zij getuyge oock wel weet dat dezelve penningen ende goederen van den voorscreven overleden heer Jan Corneliszoon den Commanduer ende heeren van St. Jans zijn gevolcht, die heure beliefte daer mede gedaen hebben. Aldus gedaen ende gepasseert binnen der voors. stadt Haerlem. Te mijns Notaris huyse in de baginestraet den vijffden dach Juny anno Sesthienhondert, daer als getuygen jegenwoordich waren, enz.

Het is opmerkelijk, dat Pastoor Van Oossanen, op denzelfden dag is overleden, dat de parochiekerk en toren van Zoeterwoude, door de Staatsgezinden is verbrand, namelijk op den 2 October 1574, toen rondom Leiden hier en daar schermutselingen met de Spanjaarden

1) Inv. Arch. Haarlem Dl. II. No 1215.

voorvielen, die het ontzet voorafgingen dat op den 3 October zijn beslag kreeg. Waarschijnlijk is de Pastoor niet te Zoeterwoude maar te Haarlem gestorven; de kort na zijn overlijden opgemaakte staat der nalatenschap althans, doet dit met eenigen grond veronderstellen. Hoe het verder met de R. Kath. parochie van Zoeterwoude, bij de invoering van den Hervormden Godsdienst gegaan is, kunnen wij gissen, maar niet met zekerheid zeggen. Uit het verbaal der verkiezing van Heer Timan Van Wou, tot Commandeur van St. Jan, den 27 Januari 1575 te Utrecht verleden, blijkt, dat daar ook tegenwoordig was Heer Dirck Gerrijtsz. de Vrije, die vermeld wordt als Pastoor van Zoeterwoude. Of hij veel gelegenheid zal gehad hebben om er zijn geestelijk ambt uit te oefenen, mag worden betwijfeld, want wij weten, dat reeds in 1574 een Predikant der Hervormden in dat ambacht was gevestigd, #die tot 1597 zijn dienstwerk gedaan heeft in zekere huy singe staande in Zoeterwoude" en het is ons van elders bekend hoe de belijders der nieuwe leer bij de invoering van den veranderden Godsdienst van Staat, zooveel mo. gelijk trachtten te beletten, dat de parochien der R. Kath. met hunne priesters, nevens hen bleven bestaan. Zoo zal dus waarschijnlijk, ook wel in Zoeterwoude van overheidswege de uitoefening van den Roomsch Katholieken Godsdienst belet zijn geworden, maar dat het er niet bleef ontbreken aan Roomschgezinden, blijkt uit het feit, dat de Hervormden in 1597 het choor der oude kerk op de toen nog bestaande fondamenten ten laste der parochianen hebben doen optimmeren: het overige gedeelte is in 1655 en 1656 herbouwd. De Predikant woonde op de hofstede, waar vroeger de Pastoor zijn verblijf had gehouden, en welke misschien in de eerste jaren gebruikt is geworden voor de godsdienstige bijeenkomsten der Hervormden; zoo ten minste zou men de opteekening kunnen verstaan van het

feit, dat hun Voorganger gedurende 23 jaren (1574-1597) zijn dienstwerk gedaan heeft in zekere huysinge"; dit is echter enkel eene veronderstelling, of zij juist is wordt geheel en al daar gelaten.

Met meer zekerheid weten wij, dat de Commanderij van St. Jan te Haarlem, steeds erkend werd als de eigenares van het Pastoorshuis met de daarbij behoorende gronden, welke zooals vroeger reeds medegedeeld is, eene oppervlakte besloegen van ruim achttien morgen. Dat eigendomsrecht bracht echter op dien tijd, nl. na de invoering der Nieuwe Leer, niet veel voordeel aan, want huur of pacht bleef achterwege, maar wel werd de Commandeur in 1601 aangesproken om samen met de Kerckmeesters (der Hervormden?) van Soeterwoude te dragen ende betalen" de kosten der herstelling van het Commandeurshuis daer den Dienaer des H. Evangelij nu ter tijt inne woont" en die eene som beliepen van 577 gulden. ') In 1605 en 1606 beklaagde de Predikant Jan Van Lodensteyn, zich bij Gecommitteerde Raden van Holland, dat de Commandeur telkens om de vijf of zes jaren het hout rondom het voormalige Pastoors- nu Predikantshuis deed kappen, en verzocht dat dit van wege de hooge Overigheid des Lands zou worden belet. De Commandeur weerlegde dat beweren en toonde zijn goed recht aan, maar het is ons onbekend met welk gevolg en de zaak is ook van te weinig belang om ons verder bezig te houden.

Het schijnt, dat de kerkgeraden van Zoeterwoude, toen de oude parochie daar in druk kwam, zijn uitgeleverd aan de kerkelijke overheid in Leiden, want op een stukje perkament dat uit de zestiende eeuw moet dagteekenen, vinden we het volgende opgeteekend: 2)

1) Zie verder omtrent de onderhandelingen over den eigendom der Com. manderij-goederen: De Commanderij van St. Jan. t. a. p. blz. 366 sqq. 2) Inv. Arch. Haarlem, Dl. II. No 1215,

Dit zijn alsulcke goeden als inde kerck t Soeterwoude aen cleynogien, seborijen, kelcken ende zilverwerck is ende men al te samen gelevert heeft in presencie van die besienders van Leyden.

Inden eersten twie seborien ende twie kelcken, twie pullen. ende een paesbort, eene croon ende een cnoop met een pijp die after aen die vespercap zijn geweest, voorts vier vijftighen ende vijf Ryemen.

Welck alt zilver is dat aldaer is, want bij vooren tijden veel vercoft is als die buyren wel mogen bewijsen.

Hiermede meenen wij dit overzicht te mogen besluiten. De geschiedenis van den bloei der parochie in de middeleeuwen tot op den tijd van verdrukking in den godsdienstoorlog, is zoo goed mogelijk nagegaan. Wij zien de kerkelijke gemeente op het einde der zestiende eeuw verkwijnen en wachten nu, dat te zijner tijd de hand zal worden geslagen aan eene historische schets der parochie tot op onzen tijd.

PASTOORS VAN ZOETERWOUDE.

A° 1292. Jacobus, Rector et Decanus Rinlandiae.

[ocr errors]

"

[ocr errors]
[ocr errors]

1316-† 1320. Heer Pieter Van Leyden.

1396. Heer Wilhelmus Jacobss., doet afstand.
1396-1409. Heer Machelinus Libaert.

1409-..... Heer Nycholaus gezegd Thomas.
1428. Heer Theodoricus de Bomel.

Dec. 1439. Heer Dirc Moer, doet afstand.

Dec. 1439-1473. Heer Symon Niclaess. Van Schoten. Oct. 1473-1514. Heer Johan Willem Janssen.

A° 1489. Heer Pieter Wijbrantsz., vice-cureyt.

"

[ocr errors]

1494. Heer Symon Jan Reijers, vice-cureyt.

1498-1515 (waarschijnlijk nog wel wat later). Heer Gregorius Niclaess., vice-cureyt.

" 1518-1555 (misschien nog wel wat later). Heer Aelbrecht Harmanss. Van Oostendorp.

[merged small][ocr errors]

1567-† 2 Oct. 1574. Heer Jan Corneliss. Van Oossanen. 1575. Heer Dirck Gerrijtsz. De Vrije.

Haarlem.

C. J. GONNET.

UIT DE AKTEN

VAN HET HAARLEMSCHE KAPITTEL.

DEKENAAT OUDERKERK.

(Vervolg van blz. 306 van het VIde Deel.)

1673. 4 Oct. Lectae sunt litterae PP. AUGUSTINIANORUM, praetendentium stationem in Buytenvelder ipsis competere. Contra quos expedita est Apologia ad Internuntium Bruxellensem, in qua remonstrabatur quod rationes et argumenta pro ipsis allata, nihil convincerent; additis probationibus qua [sic] jus cleri Harlemensis ad illum Pastoratum confirmarent.

1674. 3 Aprilis. Lectae sunt litterae quae tangebant rem Buyterfeldianam.

Demum ex mandato Illustrissimi quidam Capitularium designati sunt ut illum Antwerpiae convenirent, ac cum illo de rebus Clerum concernentibus tractarent, deprecantes etiam ut Illustrissima Sua Dominatio in officio Vicariatus Apostolici dignaretur perseverare.

Post quorum reditum habitum est Capitulum extraor dinarium apud Rdum et Ampl. D. Groenhout in aedibus Ampl. Dni Wandelman; et facta relatione eorum quae cum Illustrissimo egerant, illa tractavimus, quae per nos fieri Illustr. Dominus decreverat. Denique differentiam inter Dnum VAN DELDEN ') et Dnum VENNICK, audita utraque parte, secundum utriusque votum composuimus.

1) Den Pastoor van Abcou? Vergelijk het voorgaande gedeelte der Acta Capituli, rakende het Dekenaat Ouderkerk, in het IIIde Deel bl. 303-304.

« ZurückWeiter »