NAEMEN VAN DE PRISTERS DIE DEN EERSTEN EN TWEEDEN DAGH AUGUSTI 1704 SULLEN WESEN TOT HULP VAN P. GLABBAIS, OP DE JODE BREESTRAET IN MOYSES EN ARON (TE AMSTERDAM). Van buyten de stadt Den Pastor van Osdorp Pastor van Naerde Pastor van Langerack Pastor van Rossem Pastor van Nieuwkerck Den cappellaen Maioor met noch een ander cappellaen van Syn Extie den Heer Pachieco, Amsadeur van Portugael in den Haegh. Uyt de stadt Amsterdam P. Stevens P. Boon D'heer Cox D'Heer Courte Den capellaen van Vrouw Damen Alle dese voornoemde hebben van over de thien en meer iaeren dese Landen bewoont en by de Regeringh respective syn geadmitteert. Den E. P. Benedictus Minderbroeder, gestiert door syn Kyserleycke Maiesteyt naer Portugael om Syn Koninckleycke Maiestyt Carel den 3 in Syn Expeditie door syn veelvuldighe schriften te helpen. Sted. Arch. Lade R. n° 10, stuk 13. Amsterdam, Aug. 1887. BERNARD J. M. DE BONT. NAEMEN EN TE GETAL VAN DE ROOMSE PRIESTERS DE WELCKE IN DE STADT (AMSTERDAM), IN JURISDICTIE BEKENT EN GEADMITTEERT SYN DEN XVII JULY 1687. David van der Mye. Willem Schep. F. Cornelius de Wolff. Francois de L'Ange. Theodorus Bouvlith. Gaspar Pauwens. Henricus Elkens. Nicolaus van der Meer. Laurentius van Schayck. Gabriel Prauwels. Anthonius Schobinius. Pieter Lettibosch. JACOB BOReel. Sted. Arch. van Amsterdam, Lade R. n° 10, stuk 13. Amsterdam, Aug. 1887. BERNARD J. M. DE BONT. SPROKKELS. In het handschrift ) van den Burgemeester Willem Gideon Deutz De zaaken voorgevallen in Burgemeesters Kamer onder het Consulaat van de Burgemeesteren Has 1) De en parenthèse geschreven namen komen in het handschrift niet voor. selaar Deutz Temminck en Hooft 1752", berustend in het Sted. archief van Amsterdam, leest men o. a. : 29 Juni 1752 de Priester (Petrus Top) in de statie van 't papegaeitje verzoekt wegens de vertimmering van de kerk, den godsdienst zo lange in de Warmoesstraet te moogen oeffenen. Is zulks gedeclineert." en 27 Juli. De Capellaens in 't Boompje en Mozes Aeron verzoeken 3 à 4 assistenten tot het vieren van 't feest van portiuncula. - Is zulks geaccordeert en daer van notitie gehouden by Noordkerk." 17 October. Den Priester (Petrus Top) in 't pape gaeitje overleden zynde is daer eenen Johannes Christophel Hoefkens in deszelfs plaets gestelt. Heeft de belofte gedaen op zyn priesterlyk woord en den Hoofd Officier kennisse van gegeeven." 31 October 1752. De Priester (Nicolaus van Rhenen) uit 't papegaeitje overgegaen na de kerk op den hoek van de Haantjen Hoeksteeg heeft daertoe gekreegen eene nieuwe acte." 28 November 1752. De Cappellaen van 't Begynhof verzoekt, vermits den Priester (Gysbertus Ouwerogge) overleden is, die plaets ad interim te mogen waerneemen. Is zulks aen de Cappellaen Cornelis de Graaf geaccordeert." 12 December 1752. De Roomsche priesteren Ooms, binnen gestaen, om te presenteren den Priester (Jacobus de) Roeper staende te Bergen, om aengestelt te mogen werden als priester op het Begyn Hof. Zulks geaccordeert en heeft de gelofte gedaen." " 7 April 1753. De pastoor Wynkes uit de statie de Posthoorn verzoekt een nieuwe Capellaen doordien de zijne een beroep heeft gekregen. Is daer toe aengestelt eenen Hermanus Knipping, na dat hy zyn gelofte heeft gedaen." Amsterdam, Juli 1887. BERNARD J. M. DE BONT. MEDEDEELINGEN. Johannes van Neercassel van Gorichem, wereltspriester, poorter, 27 January 1662. (Sted. Archief van Amsterdam, Poorterboek). Johannes Henricus Lexius. ') - By zyn dood 3 Juli 1817 werd ter drukkery van Ipenbuur en v. Seldam te Amsterdam uitgegeven: Lykoffer by het graf van myn dierbaren vriend en veel geliefden medebroeder Joh. H. Lexius, Pastoor in de Posthoorn, door M. Glasbergen L. Z. R. C. Pastoor by de Biss. Cleregie (Barndesteeg)." BERNARD J. M. DE BONT. 1) Pastoor in de Posthoorn te Amsterdam. Kanunnik en Deken van het Kapittel van Haarlem, Vicaris Generaal van het Bisdom Haarlem, ex-professor in het Seminarie Warmond. BIJDRAGE VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET JANSENISMUS HIER TE LANDE. NB. De in cursief gedrukte aanhalingen zijn genomen uit de "Consideratien wegens de Bevrediging van de Roomsge#zinden hier te Landen." De geschiedenis der Jansenisten hier te lande is zeker een onderwerp, dat nog te weinig beoefenaars telt. Verkwikkelijk is de navorsching dier geschiedenis trouwens ook niet, want niet alleen dat men zich telkens ergert over de verachtelijke kuiperijen, welke de scheurmakers der 17° en 18° eeuw gebruikten om niet allensjes meer wen meer te bezwyken en gevaar te loopen van ten eenmaal "te vervallen", maar men bedroeft zich tevens als men ziet op welke wijze zij, die zich Roomsgezinden" noemen, doch welke Roomen als van haar afgezonderd houd", hunne toevlucht namen tot de vijanden en verdrukkers der Roomsch-Catholieke Kerk, wier verraders zij waren. Huichelarij en verraad was hun devies en met het onedelste wapen waren zij omgord. Hun heldenfeiten zijn lang niet genoeg bekend, hunne geschiedenis is slechts bij brokstukken tot ons gekomen. Die fragmenten echter, zullen later eene geheele geschiedenis vormen. Het voortreffelijk artikel ') Het Apostolisch-Vicarisschap van Joannes van Bijlevelt" doet ons kennis maken met de Jansenisten uit het begin der 18 eeuw, onderstaande stukken 2) laten ons een blik slaan op hun arbeids 1) Bijdr. voor de Gesch. Bisd. van Haarlem, Dl. I, blz. 161 en vervolg. 2) Deze stukken bevinden zich in het Sted. archief van Amsterdam en staan vermeld op den Inventaris van het Amst. archief door Dr, P. Scheltema, Deel II, blz. 170. Lade R. 10, no 13, |