Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

anderen. Immers in het archief der Mozes en Aaronskerk berust het volgende authentieke stuk:

"

[ocr errors]

Wy Bezorgers van het Roomsch Catholyke oude Armen Comptoir verbinden ons, om aan den Eerwaardigen Pater Joannes Franciscus van Voornen uit ons aandeel in de collecte 's jaarlyks voor den Armen uit te keeren „een somma van veertien hondert Guldens, zijnde reeds ingegaan. Amsterdam 1 Januari 1772.

"Betaald 6 maanden van "pmo Januari tot pmo July 700 Amsterdam 25 Jan. 1772.

O. L. BARBOU.

J. VAN SCHADÉ.

J. F. DELSING."

Deze halfjaarlijksche uitkeering heeft slechts eemaal plaats gehad. ') Nog in hetzelfde jaar 1772 stelden de Regenten der drie Armenkantoren, en wel bij notarieel contract, onderling nieuwe bepalingen omtrent de verdeeling der Armengelden vast te beginnen met den advent van 1772 zou het geheele beheer der kollecten aan de Regenten van het O. Armenkantoor komen; de beide andere Armenkantoren zouden niet meer op een vijfde, maar op een aanmerkelijk verminderd en onver

1) Wanneer wij veronderstellen dat deze 1400 gulden gelijk stond met het zesde part der geheele kollecte, dan volgt daaruit dat in de Mozes- en Aaronskerk alleen jaarlijks het aanzienlijk bedrag van 8400 gulden voor de Armen werd opgehaald. Behalve andere kerkelijke feesten werd vooral het octaaf van Portiuncula in de beide kerken der Paters franciskanen op luisterrijke wijze gevierd. Het gold als een Jubilé of Missie voor de bewoners der stad en omstreken. Vooraf werd aan de stedelijke regering verlof gevraagd om gedurende het Portiuncula-feest den bijstand van vreemde geestelijken te mogen inroepen; zoodat de geloovigen niet behoefden te vreezen dat de godsdienstoefeningen door de politie zouden verstoord worden. De vreemde predikanten en biechtvaders, meestal saeculiere geestelijken, die onvermoeid gedurende het feest werkzaam bleven, lokten van alle kanten de Katholieken naar de kerken der Paters franciskanen, maar vooral naar de Boomskerk, waar de toevloed zóó groot was, dat het den schijn had, alsof de ware God alleen in het Boompje te vinden was.

anderlijk jaarlijksch bedrag kunnen rekenen, en met de pastoors zou men zich later verstaan. Hierop volgde nu, zooals de Heer Rijckevorsel ons meedeelt, een overeenkomst van Regenten van het O. Armenkantoor met de Eerw. Heeren Pastoors der stad, die daarin optraden voor zich en hunne opvolgers." Over den inhoud dier overeenkomst vernemen wij echter, tot ons leedwezen, hoegenaamd niets, vermoedelijk omdat in het archief van het Maagdenhuis daaromtrent geene stukken gevonden worden. Doch hoe dit zij, de nieuwe schikking was, zooals de schrijver doet uitkomen, medewerking en goedkeuring” van al de belanghebbende partijen tot stand gekomen en trad met den Advent van 1772 in werking. Maar dan herhaal ik nogmaals mijne vraag: waartoe diende de Ordonnantie, die een jaar later, op 29 Oct. 1773, van regeringswege werd uitgevaardigd? Eene ordonnantie, waarin aan de pastoors der Jansenisten het vroeger bepaalde zesde part werd verzekerd, maar aan de Katholieke pastoors ontzegd; eene Ordonnantie, die een zeer vijandigen geest tegen de Katholieke priesters ademde en zelfs als een bedreiging gold, om hun de uitoefening van hun herderlijk ambt te weigeren? Als ons ter verklaring niet anders wordt gegeven, dan de veronderstelling dat zulk eene Ordonnantie slechts een doodonschuldig antwoord bevat op de vraag of men voortaan met een zakje voor de armen mocht kollecteren, dan zeggen wij dankbaar, maar niet voldaan!

Ook al houden wij rekening met de toenmalige partij der Jansenisten, dan blijft nog steeds de vrees der stedelijke regering voor een al te groote armenlast een der gewichtige redenen voor de uitvaardiging der Ordonnantie. Nadrukkelijk werd die beweegreden aangegeven in het octrooi van 16 Maart 1715, wijl anders deselve armen tot lasten van het Aalmoesseniers en Huyszittenhuys

"soude moeten komen." De stad verwees,

en terecht, de armen naar hun eigen Kerkgenootschap; want, niet de regering, maar de kerk draagt in de eerste plaats de zorg voor hare hulpbehoevende ledematen. Zoo de stedelijke regering zich dus op dien grond de armenlast van den hals wierp, mogen wij het haar niet ten kwade duiden.

Wat verder de laatste ordonnantie betreft, waarvan ik mede in mijn opstel gesproken heb '), behoef ik niet vele woorden te geven. Zij is gedateerd op 23 Juni 1774 2) en kon dus nog veel minder dan de eerste ordonnantie als eene bloote vergunning gelden tot het houden der kerk-kollecte, die op 1 Januari 1772 aangevangen en sedert regelmatig gehouden was.

Overigens zal het wel geen bevreemding wekken, zoo de uiterst moeilijke taak der arm bedeeling juist niet altijd tot algemeene tevredenheid verricht werd. Wie aangaande dit punt nadere bijzonderheden wenscht in te winnen, hij raadplege het Reglement of Instructie voor Bestierderen van het Roomsch Catholyke oud Armen Comptoir", hetwelk op den 31 Januari 1787 door Burgemeesteren en Regeerders der stad Amsterdam werd vastgesteld, en waarvan een exemplaar in het archief van het Beggijnhof voorhanden is. 3)

1) Zie dit Deel der Bijdragen, blz. 26 en 27.

2) Handvesten van Amsterdam IV, blz. 65.

B. H. KLÖNNE.

3) Groot Archief. Afdeeling: Armwezen, Art. V. Letter b.

NAEMEN VAN DE PAEPSCHE VERGAEDERPLAETSEN (TE AMSTERDAM) SOO ALS DESELVE SYN OPGEGEVEN DOOR PREDICANTEN IN DEN JAERE 1683.

"

In het stedelijk archief te Amsterdam Lade R. no 10, stuk 13 bevindt zich onderstaande lijst van Paepsche Vergaeder Plaetsen." Deze lijst is voor de kerkelijke geschiedenis van Amsterdam zeer belangrijk. In de Katholiek", jaarg. 1885, blz. 384 komt eene dergelijke lijst voor, doch van het jaar 1656. Beide lijsten, welke door Predicanten" angst vallig zijn opgemaakt, maken ons niet alleen bekend met de plaatsen waar de vogelvrij verklaarde Katholieken de H. Geheimen in stilte vierden, maar zij doen ons ook zien dat, tusschen de jaren 1656 en 1683, vele schuilkerkjes opgeruimd zijn en plaats gemaakt hebben voor grootere lokalen, alwaar de H. Diensten eenigzins behoorlijker konden geschieden. Zeer trok het mijne aandacht dat op de lijst van den Jaere 1656" de kerk 't Hart = 't Haantje St. Nikolaas binnen de Vesten, niet voorkomt en dat eerst in 1683 deze kerk op de lijst der "Predicanten" vermeld wordt. De traditie, aan genoemde statie verbonden, hoop ik binnen kort ter gelegener plaatse te behandelen.

Amsterdam, December 1887.

In de Kalverstraet int Boomtie.

BERNARD J. M. DE BONT.

Op de Zingel by de Berghstraet.

Op d'oude Syts achterburghwal over de Brouwerye van de Burgh. ')

1) Pater Parmentier, die in 1656 kerkte in de bocht van de Zeedyck" hield in 1683 hier zijn kerkje. Wagenaar, Deel II, blz. 212 zegt in een

Op de Breestraet by de Nieuwemarckt. ')

Op de Raemgracht tegenover de Zantstraet. 2)

Op de Hoeck van de Zantstraet, nu daerover op de Verwersgracht. 3)

In de Teerthuyen in de twee bonte Krayen. *)

Op de Hoeck van de Heyntje Hoecksteegh.

Op de Zingel in de Cryttbergh.

Op de Brouwersgracht, daer Modderson gewoont heeft. Op de corte Prince Gracht in de Posthoorn.

Op de Nieuwe zyts achterburghwal by 't Kattegat int stadhuys van Hoorn.

Op de Zingel over de Appelmerckt, int Boerinnetje. 5)

"bovenvertrek van een huis op den zuiderhoek van de Huiden vettersloot, waar, naderhand, de Engelsche Episcopale kerk gehouden is." Het schuilkerkje van Pater Parmentier is thans tot pakhuis ingericht en prijkt met den naam van de Tijd." Van Pater Parmentier bevindt zich in de pastorie der EE. PP. Augustijnen, alhier, een zeer fraai op doek geschilderd portret met het onderschrift: PETRUS PARMENTIER CONV' GAND S'T' PROF AMSTELODAMI OFFICIO PASTORALI SUMMO CUM ANIMARUM FRUCTU 46 ANNIS FUNCTUS. Obyt jbid 28 Xbris j68j AET. SUAE 82.

[ocr errors]

1) Later eene kerk der Jansenisten, welke sinds lang is opgeheven. 2) Maria Theresia Tensini kocht den 27 Januari 1672 van Clara Molyns, weduwe van Floris de Roode voor f 15650 "een huys, verwerye en erve, daar de blaauwe bock uijthangt." In de acte van deeling harer nalatenschap, op 23 December 1713 verleden, wordt gezegd dat in dit huis voorheen geweest is, eene kercke voor de Roomse religie en 't sedert eenigen tyd gemaakt tot twee woonhuysen, staande alhier, aan de zuidzyde van de Raamgraft tusschen de groene en Colveniers burgwal." Vóór de verbouwing van het eene woonhuis, 1886, droegen de zolders nog de duidelijke sporen hunner vorige bestemming. (Zie het voortreffelijke werk van de hand des Heere T. C. M. H. van Rijckevorsel: Geschiedenis van het R. C. Maagdenhuis te Amsterdam 1570-1887").

"

[ocr errors]

3) Statie der EE. PP. Jezuieten. Zie de St. Franciscus Xaverius-kerk of de Krijtberg door H. J. Allard", blz. 13.

4) Hiermede wordt zeker bedoeld de drie bonte Kraayen". Dit kerkje viel later in handen der Jansenisten en Jacobus Krijs, de vinnige Jansenist, nam in 1706 de herderlijke bediening aldaar waar.

5) Zoude hiermede gedoeld worden op de kerk op de Cingel", vierde "huys van d'oude Spiegelstraet noortzijde"?

« ZurückWeiter »