Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

Christiaan van der Beke, uit Diethmarsche, eerst zangmeester van Karel V, werd omstreeks 1525 pastoor van ter Gouw, naderhand hoogleeraar te Leuven en kanunnik van St. Pieter aldaar; te Leuven gestorven 21 Sept. 1540.

Mr. Joannes 't Sanctius, uit Aalst, hier pastoor in 1544 en vervolgens; sterft binnen ter Gouw op 30 April 1554 en wordt op het koor aan de noordzijde van het hoogaltaar begraven.

Mr. Joannes de Hamalia, uit Bergheyck in de Meierij van den Bosch, batselier der H. Godgeleerdheid, pastoor van ter Gouw en vervolgens kanunnik te Harlebeek in Vlaanderen; hij sterft te Leuven 24 Mei 1568.

Mr. Geen Simonsz., wiens vader wij in 1557 tot 1564 hier in de schepenbank vinden, was vicaris van den heer van Blois en werd in 1560 op den leeftijd van 25 jaren tot pastoor van ter Gouw aangesteld; hij stierf 13 Aug. 1565 aan de pest.

Mr. Joost Bourgeois, uit Enghien in Henegouwen, licentiaat in de H. Godgeleerdheid, werd in 1565 de opvolger van Simonsz.; Vir doctus, pius et amabilis moritur anno 1571 VI Kal. Julii. (Valerius Andreas no 43).

Mr. Cornelis van Schoonhoven, geboortig van Antwerpen, batselier der H. Godgeleerdheid, werd tot pastoor aangesteld op 31 October 1571; den 21 Juni van het volgend jaar werd door den baljuw Adriaan van Swieten hem de stad ontzegd. In Aug. 1575 was hij D. Mariae in Capella extra antiquos muros Bruxellenses vicepastor." Op dezen zal gewis betrekking hebben, 't geen Fr. van Dusseldorp op het jaar 1566 in zijne Annales schrijft: Gaudae fuit saluti boni et zelosi pastoris Joannis a Schoonhovia, Antverpiensis, S. Th. baccalaurei, qui postea Aldenardae obiit in exilio, pia et frequens adhortatio.

J. H. HOFMAN.

Bijdragen Gesch. Bisd. v. Haarlem XVe Deel.

7

VERVOLGING TE AMSTERDAM.

Den 9 April des jaars 1609 werd het Twaalfjarig Bestand gesloten. In weerwil der bemoeiingen van de Fransche en Spaansche gezanten, bracht het in den bedrukten toestand der Katholieken van Nederland geene verbetering. Een laatste poging om meerdere vrijheid voor hen te verkrijgen ondernam Jeannin de Fransche gezant in zomermaand van hetzelfde jaar, toen hij een breed vertoog ten gunste der Katholieken bij de Staten-Generaal indiende en aan het slot daarvan verzocht, dat hun ten minste de vrije uitoefening hunner godsdienst binnenshuis mocht worden toegestaan. Dit had althans in zoo ver gunstig gevolg, dat er wat meer oogluikinge" werd verkregen. Maar Amsterdam, hetzij uit weerzin tegen de Franschen, die zoo krachtig hadden aangedrongen op de sluiting van het Bestand, 't geen die stad zoo lang het zoeken te weren, hetzij uit een geest van verzet tegen de Staten, Amster dam, dat anders den Katholieken zich zoo gunstig kon betoonen, greep nu naar de roede. Zie hier wat Fr. van Dusseldorp in zijne Annales, II, bl. 180, daarover schrijft:

1609..... Prima Novembris praetor Amsterdami aedes Catholicas, ubi fuerat conventus, invadit; verum cum sacerdos jam exiisset et conventus dissolutus esset, nihil praeter ornamenta, quae nondum abscondita fuerant, invenit; quae et abstulit et dominum domus ad gravem pactum adegit.

Secunda Novembris idem praetor Begginagium per emissarium, quod ad aquam erat, vi effractum invadit, recta

que domum petit, ubi Sibrandus ') celebrabat; vix ut ipse. et ornamenta abscondi potuerint. Attamen cum religiosas congregatas invenisset, e begginagio excedere noluit, nisi datis de indicato solvendo fidejussoribus. Sibrandus vero propterea coactus fuit abire Coloniam, ubi diu ab aegritudine in itinere contracta decubuit.

J. H. HOFMAN.

CHRISTOPHORUS VAN SCHAGEN.

Zóó is, varianten in spelling daargelaten, de naam van den moedigen man, die zijn edel streven om Haarlem voor den wettigen vorst te behouden, den 8 Februari 1573, in de gevangenis te Delft met den dood moest bekoopen. Hij behoorde tot het doorluchtig geslacht, dat zich van Schagen noemde nadat de plaats van dien naam door Hertog Albrecht van Beieren aan diens bastaard in 1404 tot eene vrije heerlijkheid was gegeven. Hij wordt dan ook door onze oude historie-schrijvers betiteld: Jonkheer, Jonker Cristoffel van Schagen, terwijl het Christophorum Scagensem, Chr. dominus Scagenus, Scaganus in Dusseldorps Annales (Bijdr. XIV, bl. 382, 392, 399) en het Chr. nobilis de Schagen, in de Tab. Chron. van Bugge en Ban (Bijdr. I, bl. 14) tot misduidingen aanleiding geven.

De hier bedoelde Christophorus was niet heer van Schagen: (Bijdr. XIV, bl. 464, 465), dat was in die dagen eerst zijn vader, Heer Jan, † 1542, daarna zijn broeder Heer Willem, † 1548 en vervolgens zijn neef, Heer Jan, † 1618. (Bat. Ill. en v. Gouth.). Onze Christophorus

1) Zie de Katholiek, Dl. 50, bl. 104.

.....

behoorde tijdens het beleg van Haarlem in 1572 tot de overheidspersonen dier stad en het waarschijnlijkst komt ons voor dat Dusseldorp gelijk heeft met hem Scabinus te noemen. (De bovengenoemde Tab. Chr. noemt hem met verwijzing naar Dusseld. Senator.) Wel wordt hij in het Leven van Willem I (bl. 331) Burgemeester der stad (Haarlem) genoemd en het un bourgemestre" in een brief van Alva uit Nijmegen, 15 Maart 1573, (Corresp. de Philippe II, II, 322, 323) kan ook op hem slaan, maar de secretaris van den Prins spreekt in een schrijven aan Jan van Nassau, Delft 18 Dec. 1572, (Arch. Gr. v. Pinkst. Serie IV, 33) van een Eschevyn en Groen v. Pinkst. teekent daarbij aan ... Savoir l'Echevin Chr. v. Schaegen. Dat de familie van Schagen in die dagen betrekkingen had met Haarlem blijkt o. m.: Josina, vrouwe van Schagen, van wie Christophorus' vader de Heerlijkheid Schagen bij testament verkreeg, stichtte evenals in de kapel van haar geslacht te Schagen ook eene vicarie in de S. Anna-kapel van de S. Bavo te Haarlem; zij zal ook de schenkster geweest zijn van het glas venster in bedoelde kerk, genaamd die Vrowe van Scaghers glas; de kapel der Zeven Weeën in de Bavo wordt na den Katholieken tijd de Schagers-kapel genoemd, naar den grafkelder der familie van Schagen. (Bijdr. IV, 38, 92 en 50). — Ook omdat het doorluchtig huis der van Schagens door la Torre opgenomen is in de lijst van de aanzienlijke families, die zich voor de Katholieke zaak verdienstelijk maakten, is het, dunkt mij, van belang bijzonderheden omtrent leden uit dat huis niet onvermeld te laten.

CHR. PHILIPPONA.

DE DOMINICANEN TE HAARLEM.

I.

HET DOMINICANER-KLOOSTER.

"

Volgens pater Gilbertus de la Haye '), Oosten ten Bruyn 2), Römer ') en andere geschiedschrijvers zou dit klooster in 1287 door graaf Floris V gesticht zijn. Meest allen beroepen zich hier op het gezag van den geschiedschrijver Willem van Egmond. De paters de Jonghe *) en Brouwer zeggen ons dat Willem II, Roomsch koning, in 1247 het klooster stichtte en dat dit 40 jaren later door diens zoon, graaf Floris V zeer werd uitgebreid. Pater Brouwer put zijn bewijs uit het fundatie-boek der jaargetijden van het klooster; hij las daar: Anno 1549 in profesto Cosmae et Damiani et die praecedenti celebravimus anniversarium Philippi Regis Castilliae et Wilhelmi, fundatoris hujus conventus." Aldus schreef hij in de cataloog van het mechelsche klooster-archief. In zijne aanteekeningen op de Des. Bat. Dom. lezen wij Guilielmum II fuisse fundatorem hujus conventus etiam patet ex archivio hujus conventus: In die Cosmae et Damiani celebravimus anniversarium Wilhelmi Regis Romanorum et comitis Hollandiae et Florentii filii ejus, fundatorum hujus conventus." Ook vonden wij in een oude cataloog der Hollandsche kloosters het jaartal 1247 achter het haarlemsche geplaatst. Eveneens schrijft Jacobus de la

1) Handschrift in het archief der orde te Rome.
2) De stad Haarlem en haare Geschiedenissen.
3) De Kloosters en Abdijen in Holland.

4) Desolata Batavia Dominicana.

« ZurückWeiter »