UIT DE GESCHIEDENIS VAN GELDERLAND DOOR ONUITGEGEVENE OORKONDEN OPGEHELDERD EN BEVESTIGD DOOR Mr. Is. An. Nijhoff ARCHIVARIS VAN GELDERLAND. ZESDE DEEL, DERDE STUK KAREL VAN EGMOND HERTOG VAN GELRE, GRAAF VAN ZUTPHEN. (1529-1538.) UITGEGEVEN ONDER TOEZICHT EN MET EENE INLEIDING VAN Mr. L. Ed. Lenting. TE 'S GRAVENHAGE BIJ MARTINUS NIJ HOFF 1 8 7 5. VOOR BERICHT. De hoogst bekwame archivaris der provincie Gelderland, Mr. Is. AN. NIJHOFF, werd door den dood verhinderd de laatste hand te leggen aan de uitgave van het IIIe stuk van het Vle deel zijner Gedenkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland. Alleen de copie van de daarvoor bestemde Oorkonden was door hem geschreven; meer liet hij niet na. Zijn zoon P. NIJHOFF nam de door zijnen vader begonnen taak op zich, maar ook hij mocht het niet verder brengen, dan de intitulés der Oorkonden te schrijven; de dood rukte ook hem van zijnen arbeid af. In den loop van 1868 werd ik door den heer M. NIJHOFF te 's Gravenhage, uitgenoodigd de uitgave tot stand te brengen. Hoezeer ik mij de daaraan verbondene bezwaren, inzonderheid door mijne betrekking van lid der Tweede Kamer, waardoor het collationeeren der stukken met de origineele bemoeilijkt werd, niet ontveinsde, toch besloot ik, uit achting en vriendschap voor de beide heeren Nijhoff en om het belang der uitgave, mij aan dien arbeid niet te onttrekken. En ware 't niet, dat ik krachtig ondersteund was geworden eerst door Mr. J. E. PERSYN, toenmaals prov. archivaris te Arnhem, thans tijdelijk aan het Rijks Archief verbonden, en daarna door Mr. J. GERDES OOSTERBEEK, thans nog archivaris van de prov. Gelderland, ik zou wellicht niet in staat zijn geweest de taak ten einde te brengen. Ik ben dan ook niet beschaamd geworden in mijn vertrouwen op hunne welwillendheid en medewerking. Beide heeren hebben, door de proeven te collationeeren met de oorspronkelijke stukken, mij eenen grooten dienst bewezen, waarvoor ik hun gaarne mijnen dank betuig. |