Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

Koorofficie) van Anŝfried in den weg te Utrecht. Ook deze had nl. in de kerk van St. Salvator (het oud Munster) en in de kerk van St. Maarten, eene stichting gemaakt op den derden Mei, gelijk blijkt uit het necrologium in eerstgenoemde kerk op dien datum (zie de uitgave in van Heussen, Historia episcopatum, Antverpiæ 1733, dl. I, p. 65, alsmede de uitgave van dit necrologium, in de Bijdragen van het aartsbisdom Utrecht, dl. XI, 37). Ook zal de feestdag van Kruisvinding, 3 Mei, de liturgische vereering van Ansfried hebben belemmerd. In het matricularium Ultraj. der Karthuisers te Utrecht (Acta S.S. dl. VI van Juni, 2o dl. p. 261), komt Ansfried dan ook niet voor. Mr. S. Muller Fz., Rijksarchivaris in Utrecht, vermeldt Ansfried ook niet in zijn »Bijdrage voor een oorkondenboek van het sticht Utrecht. Programma" (1). Een dergelijk geval als met Ansfried en Hereswit heeft ook nog plaats met Koning Swentibold te Elsloo en elders, voor wien nog na de H. Mis wordt gebeden en die, hoewel als heilig geëerd, toch niet liturgisch wordt vereerd.

Echter moet ik nog opmerken dat niet vermeld wordt in het ritueel van Thorn dat de kerkelijke getijden van het officie der overledenen waren en de Misse de Requiem" was. Er wordt slechts van een kapittelmis gesproken.

Ik besluit uit dit alles dat de stipte en consciencieuse nakoming van het gesticht jaargetijde op den 3den Mei, sterfdag van Ansfried, een meer uitgebreide vercering van Hereswit heeft belemmerd en men getracht heeft zooveel mogelijk dit te vergoeden door vereering met tapijten en licht.

(1) 's Gravenh. Alg. Landsdrukkerij 1890, gr. 8°.

Bijlage.

Beschrijving der beenderen van de stichteres der abdij Thorn, zooals zij gevonden werden den 22 November 1893, vervat in een looden kistje, berustende onder den grafsteen op het Hoogkoor der voorm. Abdijkerk, thans parochiekerk te Thorn.

Os frontis

Ossa parietalia

Os occipitis

1° Ossa capitis.

7 fragmenten.

doorsnede der breedte van het occiput 10 c/m. Lengte-doorsnede van het grootste deel van het cranium dat gevonden werd 1311⁄2 centimeter.

2

Maxilla inferior met een linker hoektand en een of twee dentes molares aan den rechter kant. Een losse snijtand of hoektand.

2° Ossa trunci.

13 Vertebræ, gedeeltelijk zonder processus transversi en processus spinosus.

6 costæ, de meesten fragmentarisch.

3 fragmenten van ossa ilia en os sacrum.

3o Ossa extremitatis superioris.

Een clavicula, de twee scapulae, breedte 121/2 centimeter.

De twee ossa brachii, lang 371/2 centimeter.

Een ulna.

De twee radii, een in fragment, lang 22 centimeter.

4o Ossa extremitatis inferioris.

De twee ossa femoris, lang 45 centimeter.

De twee ossa tibiæ, lang ongeveer 29 centimeter.

Een fibula bijna geheel, lang 27 centimeter.

Drie fragmenten van tibia en radius of wel der tibia alleen.
Vier ossa metatarsi.

EEN BRIEF VAN

REINOUT 1V VAN BREDERODE

aan zijn zwager JOHAN VAN WYTTENHORST,

heer te Horst,

berustende in het Rijksarchief te Maastricht.

Uitgegeven en toegelicht door A. J. Flament, Rijksarchivaris in Limburg.

De schrijver van den brief, dien wij hier mededeelen, is Reinout IV van Brederode, heer van Vianen, Cloetinghen, Voshol en Asten, zoon van Wolfert en van Adriana Back, vrouwe van Asten, van wie hij de heerlijkheid Asten erfde. Hij was de opvolger van zijn neef Hendrik den eersten van Brederode, zoon van Reinout den derden, broeder van Wolfert voornoemd. Reinout IV was gehuwd in eerste huwelijk met Maria van Doorn, bij wie hij verwekte: 1. Hendrik, die in 1573 voor Haarlem sneuvelde tegen de Spanjaarden, terwijl hij deel uitmaakte der Staatsche troepen die Haarlem wilden ontzetten; 2. Walraven, zijn opvolger als heer van Brederode en Vianen; 3. Floris, heer van Cloetinghen, gehuwd met vrouwe Dorothea van Haaften; 4. Wolphert, gehuwd met Geertrui van Broeckhuizen; 5. Maximiliaan Lubbert, gehuwd met de weduwe van Erp; 6. Anna, die Johan van Horne huwde; 7. Adriana, die eerst met Hendrik van Merode en daarna met Hendrik Rivière in 't huwelijk trad; 8. Margaretha, eene geestelijke dochter, zegt Jacobus Kok in zijn Vaderlandsch woordenboek oorbeeldig juist 9. Susanna, die dezelfde Jacobus tot abdis van Thorn promoveert, welke waardigheid hij ten onrechte vergeet toe te kennen. aan haar oud-tante Margaretha, tante van Hendrik van Brederode, den bekenden hoofdman der verbondene edelen (1). Uit den hier volgenden

(1) Zie Jacobus Kok, Vaderlandsch Woordenboek, achtste deel, 2o druk. Amsterdam J. Allart, 1787, p. 1001-1019, over de leden van het geslacht van Brederode, hicr besproken. Zie ook de Ile tafel.

(1) Althans in zijn Ile Tafel na p. 1024 alleen: abdis, in den tekst, p. 1008, is zij abdisse te Thorn, in 't sticht Keulen." Ook treffelijk juist!

brief zou men opmaken, dunkt mij, dat deze Susanna en Margaretha in 1573 nog niet geboren waren, of te jong om te klagen tegen hun vader, want Reinout spreekt daar van zijn zoon Wolfert en beyde syne susters" die hij van ontevreden klachten tegen hem beschuldigt, wat dan ten onrechte wellicht juist de twee niet murmureerende dochters bij van Wyttenhorst in verdenking zou brengen. Misschien zijn die Margaretha en Susanna ook hun geboorte verschuldigd aan de speelsche fantasie van Jacobus Kok of zijn zegsman, die met de abdisstaf speelt, ze aan de eene gevende en aan de andere ontnemende, en, erger nog, evenzoo doet met de kinderen der Bredero's.

Reinout huwde in tweede huwelijk eene gravin van Manderscheydt, waarbij hij twee kinderen verwekte, Dirk en Adriana Francisca, die jong stierven, zegt Kok en die hij anders wellicht abt of abdis, minstens geestelijk heer of geestelijke dochter had gemaakt. Deze anonieme gravin van Manderscheidt was Helena van Manderscheidt-Geroldstein, dochter van Gebhard, stamvader der linie Manderscheidt-BlanckenheimGeroldstein en van Francisca (dochter van Johannes, graaf van Montfort, in Duitschland) (1).

Reinout IV had als zuster: Margaretha, gehuwd met Johan van Wyttenhorst, heer te Horst, aan wien dezen brief is gericht, Charlotte was de naam eener andere zuster, gehuwd met den burggraaf van Montfoort (in Utrecht): Reinout zelf, die het wel kon weten, noemt haar zijn zuster, Kok echter maakt haar tot diens tante. Zij was kort voor het schrijven van den brief gestorven, zooals wij zullen zien. Een nicht van Reinout IV, namelijk Margaretha, dochter van zijn oom Reinout III, vader van den bekenden Hendrik I (den onmiddellijken voorganger van Reinout IV), was gehuwd met Pieter Ernest van Mansfelt en werd de moeder van Karel van Mansfelt, even als zijn vader een bekend legeroverste in Spaanschen dienst, hoewel hij eerst geruimen

(1) Hubners, Drie honderd en drie en dertig geslacht-reken-kundige tafelen, beneffens de daartoe behorende geslagt-reken-kundige vragen tot verklaring der staatkundige historie. Met groote moeyte te zamen gebracht en tot op dezen tyd vervolgt. Te Leyden, Dirk Haak. 1729. 2 dln. 8° oblong, 2e dl. tafel 379, waar de man Richard van Brederode heet, eene vergissing voor Reinout. Den 26/16 Maart 1616 verscheen zij, 76 jaar oud en weduwe van voornoemden Reinout, voor schout, schepenen en burgemeesters van 's Gravenhage, om te getuigen dat Margaretha van Brederode, abdis van Thorn, daar het muntrecht had uitgeoefend en den »Turkensteuer" had betaald (charter in het Archief van de Rijksabdij en 't land van Thorn, in de Rijksarchieven-verzameling alhier).

« ZurückWeiter »