Abbildungen der Seite
PDF
EPUB
[graphic][subsumed]

IN MEMORIAM.

Joannes Josephus HABETS,

Rijksarchivaris in Limburg.

Geboren 27 November 1829 † 22 Juni 1893.

Het is zeer moeilijk om voor hen, die niet bekend zijn met de eigenaardige verhouding, waarin zich het tegenwoordige hertogdom Limburg ten opzichte van de politieke indeeling vóór 1794 bevindt, onbekend ook met de lotgevallen die de archieven van dit gewest gedurende de laatste honderd jaren, vooral in het veel bewogen tijdvak 1794-1815 hebben ondergaan, de verdiensten van den overleden Rijksarchivaris JOANNES JOSEPHUS HABETS, den volijverigen en geleerden voorzitter van ons oudheidkundig genootschap, zoolang dit heeft bestaan tot zijn dood toe, in het licht te stellen. Want juist in de overwinning van de bezwaren daaruit ontstaan, zooverre ze zijn taak bemoeilijkten, ligt zijn hoofdverdienste als archivaris. Hij toch heeft wat heinde en ver was verspreid, en waarvan niemand dan hij soms de bewaarplaats kende, bijeengebracht en door zijne geschriften een leiddraad verstrekt, zonder welke het in vele gevallen uiterst moeilijk, zoo niet bijna onmogelijk was, zelfs maar aan een plan of ordening en betere regeling onzer archieven te denken. Geen provincie in ons land, noch in België, is zoo nieuwerwetsch in die hoedanigheid als Limburg, wanneer men haar als een geheel beschouwt; geen provincie bestaat uit zulke heterogene bestanddeelen, zoowel uit het oogpunt van een vorige politieke indeeling van haar grondgebied, alsook wat gewoonten, in den uitgebreidsten zin des woords daaronder ook rechtsgewoonten, costuimen, niet op de minste

[ocr errors]

plaats betreft. Zelfs de naam, waarmede in 1814 of in 1815 ons gewest werd gedoopt, was fonkelnieuw voor elk der onderdeelen waaruit het toen bestond; geen gehuchtje zelfs, nòch van Nederlandsch, nòch van Belgisch Limburg heeft ooit deel uitgemaakt van het cude hertogdom van dien naam. Meer dan de helft van het grondgebied onzer tegenwoordige provincie behoorde tot de hertogdommen Gulick, Cleve, Gelder 't overkwartier van Roermond, sinds 1580 een afzonderlijk hertogdom onder den. Koning van Spanje en in 1713-1715 versnipperd tusschen Pruisen, Oostenrijk, de Staten-Generaal en den hertog van Gulick. Het overige deel onzer provincie was verdeeld tusschen den PrinsBisschop van Luik, de Staten-Generaal als hertog van Braband en heer van een deel van Valkenburg, Daelhem en 's Hertogenrade, drie landen in de 13de en 14de eeuw bij Braband gevoegd en waarvan de Koning van Spanje, krachtens het partage-tractaat in 1661, later, na 1715, de Keizer als vorst van Oostenrijk, de andere helft bezat. Voegt daar nog bij, of liever voegt er hier en daar tusschen eenige Vrije-Rijksheerlijkheden en men heeft een klein denkbeeld van den ingewikkelden politieken toestand vóór 1794. Wat de leenen betreft was ons grondgebied nog meer verbrokkeld: Loonsche, Hornsche, Brabantsche, Geldersche, Keur-Keulsche, Valkenburgsche en nog andere soorten van leenen of achterleenen trof men er aan en tal van aanzienlijke abdijen in de Rijnprovincie of in het tegenwoordige Belgisch Limburg hadden er haar leen- of laathof. Nog grooter moeilijkheden voor een grondige regeling berokkent de algeheele verspreiding der archieven tijdens de Fransche heerschappij van 1794 tot 1814. Verschillende bezitters der Vrije-Rijksheerlijkhe den toch, namen ze als hun eigendom mede bij hun vlucht naar Duitschland; soms ook kwamen die archieven in handen van hun rentmeesters en ontvangers; de overige werden door de Franschen. verdeeld in historische archieven (Pauselijke-, Bisschops- en Keizersdiplomen en cartularia!) die naar Parijs werden gevoerd; domaniale archieven die den directeur der archieven werden toegewezen, om er geld uit te slaan voor den Staat, door ze dienstbaar te maken aan het ontdekken van goederen, kapitalen en renten, en in rech

[ocr errors]

terlijke, leen-heerlijke en notariëele archieven, die naar de arrondissements-rechtbanken moesten overgebracht worden, doch voor een groot deel in 1883 nog op de raadhuizen in een hopelooze wanorde met de gemeente-archieven dooreen lagen, terwijl onder het Fransch bestuur van tijd tot tijd nog aanzienlijke hoeveelheden documenten als scheurpapier werden verkocht, waardoor natuurlijk, daar dit op de verantwoording van onkundige préposés au triage" geschiedde, aanzienlijke leemten in alle mogelijke categorieën van archieven ontstonden. Dat er nog van al die archieven zooveel terecht kwam in ons dépôt, dat onze verzamelingen, die in 1883 in een zevental kasten waren geborgen, thans, met inbegrip van de archieven van het Fransch departementaal bestuur en de Préfecture meer dan 70 kasten kunnen vullen, is grootendeels het werk van Pastoor HABETS. Hij kende zoo goed de afstammelingen der oude archiefbezitters: hier een kleinzoon van een rentmeester, ginds van een leengriffier of een secretaris, een neef van een der laatste capitularissen of kloosterlingen; hier wist hij nog archieven te liggen op een ouden kerktoren, raadhuis- of pastoriezolder, daar in een schoolgebouw of in een oud kasteel. Het was alsof hij de geëmigreerde geestelijken en heerlijkheids-bezitters, met hunne archieven vluchtend, tot in hun laatste schuilhoeken over den Rijn, in Braband of elders gevolgd was. Behalve tal van Limburgsche gemeenten, bezocht hij, om onze oude archieven terug te bekomen of copieën, regesten, minstens een inventaris er van in ons archief te kunnen neerleggen: Keulen, Aken, Dusseldorf, Essen, Parijs, Brussel, Hasselt, Luik en Mechelen.

Hij deed meer dan verzamelen wat verspreid was, en zoo er ooit een orde komt in dien vreeselijken chaos van losse stukken, zooals hij gekscheerend met die vage uitdrukking, ze noemde, dan is het gedeeltelijk nog aan hem te danken, aan zijn geschriften, aan zijn zoo helder en bondig overzicht, bijvoorbeeld, van de politieke indeeling van Limburg (in dl. I zijner Geschiedenis van het Bisdom Roermond), zijn werk over de Loonsche leenen in Limburg, over de leenen van Valkenburg, over de gouverneurs van Limburg, en over tal van Limburgsche heerlijkheden, abdijen en

« ZurückWeiter »